Mijn geheugen zou ik beslist niet fotografisch willen noemen, maar het is wel iets dat daar een beetje op lijkt. Dat viel me op de middelbare school al op tijdens schriftelijke overhoringen en proefwerken. Ik was natuurlijk een brave leerlinge die elke dag trouw haar huiswerk deed kuch, dus meestal wist ik de vragen bij toetsen prima te beantwoorden. Het gebeurde ook weleens dat ik het antwoord niet wist, maar dat vond ik op zo’n moment vaak niet eens zo vervelend. Het frustrerende op zo’n moment was dat ik precies wist op welke bladzijde van het boek het antwoord te vinden was. Sterker nog, ik wist ook precies wáár op die bladzijde het antwoord stond. Maar het antwoord zelf, de lettertjes, de woorden, de zinnen… Die kon ik me niet meer voor de geest halen.

Ik probeerde het soms wel hoor, om de vindplaats van het antwoord op te schrijven op het uitwerkpapier. En als ik het dan later thuis checkte, had ik in acht van de tien gevallen ook inderdaad de juiste vindplaats opgeschreven. Mijn docenten waren alleen niet echt onder de indruk van deze vaardigheid: het antwoord stond er niet, jammer dan, geen punten voor deze vraag. Op zich snap ik dat best, begrijp me niet verkeerd, maar er is er nooit eentje geweest die liet merken onder de indruk te zijn van deze kunsten. Een korte opmerking daarover was al voldoende geweest. Uiteindelijk kon mijn wiskundeleraar bijvoorbeeld bij m’n eerste voldoende voor dat vak in drie havo ook vermelden “Hiep hiep hoera, voldoende!”

Dat semi-fotografische geheugen van mij is ook heel goed in het onthouden van allerlei feitjes en weetjes. Niet eens feitjes en weetjes die nog wel eens van pas zouden kunnen komen, maar van die feitjes en weetjes waarvan je je afvraagt waarom ik dat in vredesnaam weet. Waarom ik dat onthouden heb. Het enige moment waarop die feitjes en weetjes van pas komen, is tijdens spelletjes en quizzen. Dán is dat geheugen van mij echt een heel groot voordeel. Travestie komt voor onder inktvissen. Een mier kan 50 maal zijn eigen gewicht tillen, 30 maal zijn eigen gewicht slepen en valt altijd op zijn rechterzijde als hij vergiftigd is. Heroïne werd gebruikt als ‘gezonde’ opvolger van cocaïne. Welke firma maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog uniformen voor de sa, ss, Wehrmacht en Hitler Jugend? Hugo Boss. In welk land waren strips van Donald Duck verboden? Finland. Waarom? Omdat hij geen broek draagt. Wat is de snelheid van een nies? 150 kilometer per uur. Hoeveel veertjes moet een badmintonpluimpje volgens de officiële olympische regels hebben? Veertien. Op welke dag valt “Trivia Day“? Vier januari.

Kortom, het aantal mensen dat trivia-spelletjes met mij wil spelen, is de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald. Het aantal mensen dat het leuk vindt om met mij naar quizzen en aanverwante tv-programma’s te kijken, is denk ik ook op één hand te tellen. De meest bizarre vragen kan ik beantwoorden (“Hoe wéét jij dit?!“) en als er punten bij komen kijken, scoor ik meestal ook wel aardig (“Het is gewoon niet leuk om met jou te spelen!“). En ik moet nu een beetje gaan oppassen ben ik bang, anders blijft er niemand meer over om tijdens zo’n spelletje in de pan te hakken zo’n spelletje mee te spelen.

Eigenlijk zit er maar één ding op: ik moet een BN’er worden zodat ik in al die quizprogramma’s kan gaan zitten. Laat die uitnodigingen maar komen!