PleitenIs het werkelijk alweer ruim drie jaar geleden dat ik voor het eerst een toga droeg?! Drie jaar geleden dat ik zenuwachtig bibberend de ‘rechtbank’ van UPGA ervan probeerde te overtuigen dat het bewijs dat de ‘OvJ’ claimde te hebben helemaal zo waterdicht niet was? Ik kan me die dag in ieder geval nog herinneren alsof het pas een maand geleden is.

Sinds die dag is er best een hoop veranderd. UPGA werkt nu niet meer met echte (gehuurde) toga’s, maar met toga’s van de feestwinkel. Dat klinkt vreselijker dan het is; er was ooit een advocaat te gast die zei dat hij de meest vreselijke beelden in zijn hoofd had nadat ik ‘feestwinkeltoga’s’ had uitgesproken, maar dat het hem alles meeviel. Pleiten in een feestwinkeltoga heeft ook wel iets, maar het voelt toch anders. Het pleiten an sich wordt er gelukkig niet minder leuk van en inmiddels pleit ik niet alleen maar meer bij UPGA, maar coördineer ik de pleitsessies. Maar het blijft jammer dat er niet veel leden bij de AJV zijn die mijn passie voor pleiten delen.

Tijdens de rechtenstudie bij de OU zijn mondelinge vaardigheden bijna een ondergeschoven kindje. Logisch natuurlijk, want het is flexibel afstandsonderwijs en hoe meer studiepunten je met een groep moet verdienen, hoe minder flexibel het onderwijs wordt. Bovendien richt de OU zich vooral op mensen die studeren naast een (fulltime) baan en bijvoorbeeld een gezin, waardoor je zou verwachten dat de mondelinge vaardigheden toch al wat meer ontwikkeld zijn dan bij kersverse dagstudenten die met 18 jaar net van de middelbare school komen.

Toch ontkom je als student bij de OU niet aan het mondelinge. Zo is er de module Juridische gespreksvaardigheden, waarin je leert een intake-, informatie-, en slechtnieuwsgesprek te voeren. De enige andere mondelinge module die je in de bachelor tegenkomt, is het integratiepracticum.

Wanneer je toe bent aan het integratiepracticum, heb je in beginsel je hele bachelor er al op zitten. Er zijn toelatingseisen voor dit vak, die inhouden dat je een lijst met verplichte modules hebt afgerond en dat je 38 van de 42 modules van de bachelor in the pocket hebt. Dit vak loopt twee keer per jaar; in het februarisemester en in het septembersemester. Je begint dit vak met een schriftelijk deel; het uitwerken van drie casus (bestuurs-, privaat-, en strafrecht). Pas als je voor deze uitwerkingen voldoendes hebt gehaald mag je door naar het mondelinge deel. Voor dit deel doorloop je een virtuele stage waarin je goede, slechte, matige, fantastische, saaie, nou ja, allerlei soorten pleidooien bijwoont. Deze stage sluit je af met een oefendag, waarop je zelf gaat pleiten. Na deze oefendag ben je klaar voor het houden van een pleidooi op de slotdag van het integratiepracticum. Je sluit de bachelor dus af met pleiten en van de OU krijg je daarvoor één oefendag.

Eén dag vind ik aan de karige kant. Het gros van de OU-studenten mag dan werkervaring hebben, spreken in het openbaar is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Laat staan een juridisch betoog houden met achter je publiek en tegenover je drie personen in toga, die jij moet zien te overtuigen van jouw standpunt.
Precies daarom bestaat UPGA. Om studenten al in een vroeg stadium van hun studie te laten wennen aan pleiten. Zonder tijdsdruk, zonder studiepuntendruk. Gewoon ervaren hoe het is om daar te staan. Bij UPGA ligt de nadruk ook niet zozeer op de (juridische) inhoud, maar veel meer op presentatie, oefenen. Zodat de drempel om ‘voor het echie’ te gaan pleiten (ook als is dat ‘alleen maar’ het integratiepracticum) veel lager is.
Ik snap dus ook niet waarom het niet stormloopt voor deze pleitsessies. Oefening baart kunst, hoe vaker je het doet, hoe beter het gaat en hoe makkelijker het wordt. Propedeusestudenten kunnen bij UPGA ook al terecht, want de inleidende vakken geven voldoende houvast om onze casus uit te werken.

Hoe dan ook, ik ben ontzettend blij dat ik drie jaar geleden mijn bibbers de baas was en de stap nam om te gaan pleiten. Ik weet nu dat ik het kan, dus bij iedere volgende keer dat ik mag pleiten (mag, niet moet!) heb ik alleen last van gezonde spanning. Sowieso vind ik spreken voor een groep mensen nu minder eng dan toen ik aan mijn studie begon. En inmiddels ben ik er dus ook van overtuigd dat het etiket ‘advocaat’ meer dan prima bij mij past. Schrijven en pleiten. Kán het beter?!