Bron: Onbekend

Bron: Onbekend

Het plezier in m’n studie kwam zoetjesaan weer terug door een leuk vak te gaan doen, maar ik merk ondertussen dat het hele studeren an sich me een beetje tegenstaat op dit moment. Ik wil nu eigenlijk ook eindelijk wel eens iets gaan dóen met al die kennis die ik de afgelopen jaren in mijn hoofd heb gepompt. Ik ben een boekenwurm, heus, maar ik ben nu ook gewoon toe aan (desnoods een beetje) praktijk.

Het werkboek van Juridische Vaardigheden 1 stemde me destijds hoopvol:

Mogelijk heeft u tijdens uw studie bij het bestuderen van cursussen en bij het afleggen van tentamens al kennis gemaakt met het oplossen van een casus. In het vervolg van uw studie zult u er nog veel mee te maken krijgen. Het kan ook zijn dat u al eens benaderd bent door familieleden of vrienden die weten dat u rechten studeert en de hoop op u vestigden bij het oplossen van bepaalde juridische problemen. Misschien is het u daarbij opgevallen dat de neiging moeilijk is te onderdrukken om ter wille van het familielid of vriend snel een oplossing voor het probleem te bieden die ook nog eens gunstig is voor de betrokken persoon. Het valt nu eenmaal niet mee om tegen iemand die u na staat, te verkondigen dat hij juridisch gezien in een bepaald probleem zwak staat, of nog erger, dat de tegenpartij eigenlijk honderd procent gelijk heeft.

Maar mijn familieleden weten me vooralsnog nog niet echt te vinden. Dat kan natuurlijk komen doordat ze er nog steeds niet van overtuigd zijn dat ik ‘echte rechten’ studeer (‘Studeer je rechten? Goh… Maar niet échte rechten toch? Niet dat je er advocaat mee kan worden of zo?’).
Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ik gewoon een heel brave familie heb. Kán. Heus. Of mijn familieleden zijn zulke zware criminelen dat ze uit ervaring weten dat zelfs de beste strafpleiter van Nederland nog niet goed genoeg is.

Misschien moet ik na de zomervakantie dan toch maar met een klaptafeltje voor het winkelcentrum gaan zitten.