Mijn oudste kind is inmiddels in groep 7 beland. Ik snap zelf ook nog steeds niet hoe dat nou zo gekomen is, want hij is toch nog maar net geboren?! Toen ik eindelijk een beetje aan de gedachte van een bijna-puber gewend begon te raken, diende de volgende shock zich aan: er moet een middelbare school gezocht worden. Veeg. Me. Op.
Het is nog helemaal niet zo lang geleden dat ik zélf op zoek moest naar een middelbare school. Het allermeest thuis voelde ik me op het Agnes College en alhoewel ik de enige was van mijn groep 8 die voor deze school koos, zette ik dat toch door.
Mijn brugjaar kan ik me ook nog zo vreselijk goed herinneren. Van de grootste van de school weer de kleinste. Maar gelukkig zag ik er niet uit als een brugpieper; het schooljaar was krap een week op weg toen een oudere leerling tegen mij zuchtte: “Ze worden ook elk jaar kleiner, die bruggers.” Ik knikte braaf, daar bij mijn fiets in die enorme massa andere fietsen.
Mijn paarse rugzak zat iedere dag stampensvol met boeken en schriften en ik vond alle vakken eigenlijk best leuk. Nederlands en Engels kende ik nog wel van de basisschool. Die vakken lagen me ook goed, dat ging prima. Frans kreeg ik voor het eerst, maar met mijn talenknobbel en een ontzettend lieve docente leverde dat vak ook totaal geen problemen op.
Geschiedenis was een grote hobby van me op dat moment en het idee dat deze docent mijn oom nog in de klas had gehad, was nauwelijks te bevatten. Aardrijkskunde was een stuk minder favoriet. Het topgrafiedrama van m’n laatste basisschooljaren stond me nog helder voor de geest en eerlijk is eerlijk, van dingen als ‘loefzijde en leizijde’ ging ik nou ook niet direct stuiteren van enthousiasme. Biologie vond ik leuk, maar alleen als het over mensen ging. Fotosynthese, dierlijke en plantaardige cellen… Meh.
Gym vond ik dat jaar best leuk. Op de open dag voor toekomstige brugpiepers was ik zelfs te vinden in de gymzaal om mee te doen met de demolessen. Ik denk dat ik daarmee al mijn gym-karma direct verspeelde, want de jaren erna deed ik vooral heel hard mijn best om de gymlessen te ontwijken. Wat overigens verbazingwekkend goed lukte! Na de tweede klas heb ik geen gymzaal meer vanbinnen gezien. In de vierde was het Agnes gefuseerd met het Bona en tot vandaag wist ik niet eens waar de gymzaal in dat gebouw was. Ik bedoel maar.
In de brugklas had ik niet alleen voor het eerst Frans, ook het vak wiskunde was nieuw. En op zich had ik heus geen hekel aan wiskunde, heus niet, ik kon alleen voor geen meter rekenen. Zo lang het over vormen ging, was het nog wel te doen en de term ‘spaghettiwiskunde’ vergeet ik ook nooit meer. De heks met haar soep en de koude blokjes vond ik enig (en ik ontken bij dezen stellig in álle toonaarden – en meer – dat ik die heks nog steeds gebruik als ik met getallen onder 0 moet gaan zitten liggen te rekenen). Ook de sommetjes waarbij je op zoek moest naar x vond ik best leuk (maar zodra er meer letters bijkwamen, raakte ik het spoor bijster en deed ik volgens mijn docent aan ‘kwadraatverduistering’ omdat die maffe tweetjes die hoger stonden dan de rest van de getallen in mijn berekeningen vaak spontaan verdwenen). Maar goed, daar vul je ook geen jaren mee, dus al snel kwamen er dingen voorbij waar ik he-le-maal niets mee kon. Pythagoras. A raar tweetje, plus b raar tweetje is c raar tweetje. JA EN DAN?! Of kansberekening. Zeven bakjes, je laat een knikker vallen, hoe groot is de kans dat die knikker in bakje D valt? Duh! 50% natuurlijk. Hij gaat erin of hij gaat er niet in. Geen speld tussen te krijgen, maar het was toch hartstikke fout. Belachelijk. Tsk.
Gelukkig had ik voor dat vak wel een leuke docent. Als dat zo’n vervelende, oersaaie, ouwe klier was geweest, dan had ik vast een stuk minder positief teruggekeken naar dat eerste jaar. Onze wiskundedocent was ook onze mentor, dus we kregen van hem ook het vak ‘brugklassurvival voor dummies’ waarin we onder andere studievaardigheden leerden. Tijdens dat uur vond ik ‘m wel leuk, want dan zei hij tenminste dingen die ik kon volgen. Heel anders dan tijdens wiskunde; als hij Chinees had gesproken had ik er net zoveel van gesnapt. Met die studievaardigheden kwam het ook best allemaal in orde. Met wiskunde… Not so much.
Er kwamen best een boel herinneringen bovendrijven dus, toen ik vandaag met dat oudste kind van me door mijn oude middelbare school liep tijdens de open dag voor leerlingen in groep 7 en 8. Zoon vond het allemaal best een beetje overweldigend – en ik ook. Het was allemaal zó bekend en toch zó anders. Wat toen de bieb was, is nu het muzieklokaal. Waar toen de kantine was, zijn nu lokalen voor kunstklassen. Wat toen een donkere, lange gang was met hier en daar een miniraampje, was nu een grote, lichte mediatheek. En voordat ik het wist, stond ik in een lokaal waar ik dus serieus nog nóóit geweest was: de gymzaal. “Oh, is die hier?! Joh! Ian! Heb ik hier twee jaar op school gezeten, sta ik nu gewoon serieus voor het eerst in het gymlokaal!” Wat me – uiteraard – een “Dat meen je niet, hoe dan?” van een van de gymdocenten opleverde. Zoon vond het hele sportgebeuren práchtig; hij kan bijna niet wachten op gymlessen als deze.
Overigens weet ik dus echt wel voor de volle honderd procent zeker dat de gymzaal er destijds anders uitzag, want nu had het meer weg van een fitnesszaal dan van de gymzalen van weleer. Had gym er vroeger zó uitgezien, dan was het vast m’n lievelingsvak geweest. Oh, en niets ten nadele van mijn gymleraar hoor, dat was een hartstikke leuke kerel, maar hij zag er echt minder appetijtelijk uit dan de exemplaren die ik vandaag heb gezien. Ik weet zéker dat gym mijn lievelingsvak was geweest.
Mijn antipathie voor wiskunde bleek gelukkig ook al niet erfelijk: zoon wandelde vrolijk het wiskundelokaal in om rekenpuzzeltjes te doen (“Dus jij kan dit ook allemaal berekenen, mam?” Euh, hell to the no, liefje) en kubussen in elkaar te vouwen. En alsof het nog niet vreemd genoeg was dat ik 26 jaar na dato eindelijk eens de gymzaal had gezien, zag ik in het wiskundelokaal toch écht mijn oude docent/brugklasmentor. Ik zou nu natuurlijk gewoon kunnen zeggen dat ik destijds zó’n ontzettend leuk kind was dat iederéén me onthouden zou hebben, maar ik ben toch echt bang dat hij zich mij voornamelijk wist te herinneren vanwege m’n wiskundeskills. Een beetje realistisch ben ik heus wel. Ik weet dus ook niet voor wie het een grotere schok was dat ik daarna volledig vrijwillig naar een proefles wiskunde ging (waar de docente vrolijk vertelde dat wiskunde goed van pas komt als je rechten gaat studeren. Dat memo heb ik denk ik even gemist, maar ik snap wel gelijk waarom die scriptie nog niet rond is).
Het was een lange middag, langer dan ik me van vroeger herinnerde. Aan de andere kant, ik sloeg als 11-jarige alle proeflessen over want dat geloofde ik allemaal wel, terwijl dat kind van mij echt álles wilde proberen en bekijken en doen. Deze school was de eerste van vier die we gaan bekijken en als hij volgend jaar in groep 8 zit, bekijken we de scholen die hij het leukst vindt nog een keer. Ook als dat betekent dat we dan weer naar vier scholen gaan. Het is uiteindelijk nogal een keuze die je moet maken en ik vind dat een kind daar zelf ook zeker iets over te zeggen heeft. Ik zou het best leuk vinden als zijn keuze op het Bona valt, maar dat mag niet de doorslaggevende reden zijn om voor deze school te gaan. Gelukkig hoeven we dit jaar nog lekker helemaal niets te beslissen.
Maar welke school het ook wordt, ik hoop dat hij over 28 jaar terugdenkt aan zijn brugjaar met net zo’n grote glimlach op zijn gezicht als ik.
Zo, de brugklas alweer. Wat gaat het toch (veel te) snel. Je hebt gelijk, het is een leuke periode om op terug te kijken. groetjes, Mariam
Het is echt bizar hoe snel het gaat! Zeker nu ze leeftijden bereikt hebben die ik me van mezelf nog zo ontzettend goed kan herinneren. Het gebeurt me ook regelmatig dat ik denk aan iets dat ik heb meegemaakt als kind, of hoe ik dacht of wat ik deed, me dan realiseer dat ik op dat moment jonger was dan mijn jongste nu is en even compleet verbijsterd voor me uit zit te staren, haha!