Het was de zomer van 1992. Ik zat niet meer op de basisschool, maar echt op de middelbare school zat ik ook nog niet. Clouseau had vlak voor de zomer een nieuw album uitgebracht (Doorgaan) dat ik grijs draaide en er was plotseling een Franse zanger die de Nederlandse hitlijsten bestormde: Patrick Bruel. Zijn ‘Casser la voix’ had mij minstens net zo in z’n greep als de broers Wauters (en Bob toen nog) dat hadden. Er werd een concert van hem uitgezonden op tv, dat ik opnam op video. Wat hij zong werd vertaald, dus zo had ik toch een beetje een idee van wat ik fonetisch aan het meekrijsen was. Van m’n verjaardagsgeld kocht ik het album van dit concert; een dubbelcassette.

Na de zomervakantie kreeg ik Frans op school. Talen vond ik toen al iets fascinerends, dus ik keek er ontzettend naar uit, al vond ik het ook wel een beetje spannend. De docente die ik had, was ontzettend leuk. Streng, doch rechtvaardig. En als je je gewoon een beetje normaal gedroeg, was het bijna onmogelijk om bonje met haar te krijgen.

Na een paar weken bleek dat dat Frans me wel lag. Ik haalde kneiterhoge cijfers en ik genoot er echt van. Ik vond het zó leuk om die taal te leren, dat mijn oma spontaan riep dat we samen naar Parijs zouden gaan als ik 14 was. Dat was natuurlijk echt iets om naar uit te kijken, dus ik begon kwartjes te sparen. Iedere avond checkte ik mijn portemonnee: zaten er kwartjes in, dan gingen die in m’n spaarpot.

Die docente en ik bleken ineens een grote overeenkomst te hebben: zij was ook gek op Patrick Bruel. Ik probeerde de teksten van de liedjes van die dubbelcassette die niet uitgezonden waren op tv te vertalen en m’n docente vond het prachtig. Op m’n rapporten had ik nooit minder dan een 9 en ik overwoog zelfs even om vertaler Frans te worden.

Was er dat hele jaar dan niet één minpuntje aan dit vak? Oh, jazeker wel! Het was zo tegen het einde van het schooljaar. Ik sprak inmiddels een aardig woordje Bonjour, ça va en qu’est-ce que c’est? en we waren toegekomen aan het laatste proefwerk van het jaar. Ik vond het een mákkie! Zinnetje vertalen hier, werkwoordvervoeginkje daar, hoppetee poppetee, dik scoren.
Een goeie week later konden we de resultaten van de proefwerkweek gaan ophalen en als laatste haalde ik Frans. Ik nam afscheid van m’n docente; we hadden geen idee of zij in de tweede klas ook weer mijn docente zou zijn en we wensten elkaar een fantastische zomer. Het proefwerk had ik ongezien in m’n tas gestopt. Ik wist toch wel dat het een goed cijfer was.

Eenmaal buiten besloot ik toch eens te kijken wat ik ervan gemaakt had. Rechtsboven in de hoek prijkte een 10-. Een tien MIN?! Say whut?! Ik scande het proefwerk snel, maar ik zag nergens rode strepen of kruizen of fouten of dingen. Hoe kon dit?!
Ik bekeek het proefwerk heel gedetailleerd. Zinnetje voor zinnetje, woordje voor woordje, letter voor letter. En toen zag ik ‘m: le trein. Ik had ‘le trein’ opgeschreven in plaats van ‘le train’. In het hele proefwerk had ik één lettertje fout. Eentje! Eén! Letter! Verslagen zakte ik op het bankje in de schooltuin. Dit was toch wel zó ontiegelijk stom!! Ik kon mezelf wel voor m’n kop slaan. En vertaler Frans worden kon ik natuurlijk ook wel vergeten op deze manier!

Ik kwam er overheen, zij het met moeite. Dat ik dit nooit vergeten ben en het me herinner als de dag van gisteren (nou ja, vooruit, eergisteren) zegt eigenlijk wel genoeg. Dat zo’n fantastisch jaar qua Frans zo moest eindigen. Het is nog steeds een anti-climax.


In dit artikel staan affiliatelinks. Dit houdt in dat ik een (kleine) commissie ontvang wanneer jij via deze links een product koopt. De prijs blijft gelijk aan die via “gewone” links. Jij betaalt hiervoor dus niets extra!