Iedere woensdagavond als ik na mijn lessen de sportschool uitloop, smijten mijn hersenen me even terug naar eind jaren ’80, begin jaren ’90. In de zomervakanties gingen we kamperen in Rijnsburg, op fietsafstand van waar we woonden, en in mijn herinneringen hadden we altijd goed weer op de camping. De zomervakanties waren fantastisch!
Eerst vond ik het een beetje stom dat we zo dichtbij op vakantie gingen. Klasgenoten gingen naar het buitenland, crossten door Europa op de achterbank bij hun ouders in auto’s zonder airco, en wij fietsten naar de camping. Het was pas tijdens de laatste kampeervakanties dat ik me realiseerde hoeveel beter dit eigenlijk was; hoe veel meer vakantiegevoel dit gaf. Want waar een vriendin van mij ieder jaar op vakantie ging naar Zuid-Frankrijk, ieder jaar naar dezelfde camping en dan ieder jaar op hetzelfde veld stond met al haar Nederlandse buren (“Echt, Joos, dat is zó gezellig!”), stond ik op een veld tussen kampeerders uit Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Spanje, noem maar op. Ik hoorde tijdens onze kampeerweken nauwelijks Nederlands en ik genoot ervan.
Twee keer hebben we een andere camping geprobeerd. In 1992 gingen we naar Panningen. Nog nooit van gehoord, twee weken voordat we daarheen gingen, stonden de kranten vol met deze naam: er was in de maïsvelden – vlakbij de camping waar we heen zouden gaan – een vrouw vermoord.
Een jaar later gingen we naar Hardenberg. Ik weet niet of je je de zomer van 1993 in Nederland kunt herinneren, maar het was één grote wolkbreuk. Het heeft drie weken alleen maar geregend, de camping waar we stonden veranderde in één grote modderpoel en ’s nachts werden we wakker van hijgende mollen die probeerden door het grondzeil van onze tent te breken.
In 1994 waren we genezen en stonden we weer gewoon op ons oude vertrouwde Koningshof.
Soms gingen we naar de toeristenmarkt in Noordwijk of Katwijk – of het bruisende centrum van Rijnsburg zelf -, maar het grootste deel van de dagen bracht ik door in het zwembad, of voor de tent hangend in een tuistoel met een boek of m’n walkman. Ik struinde de hele dag over de camping, alleen of met mijn zusje, en ’s avonds ging ik dan eens kijken wat mijn oma op tafel had weten te zetten op een gasstelletje met 2 pitten, voor vijf mensen. Dat vond ik wat minder (alhoewel ik achteraf diep respect voor haar heb, dat ze dit voor elkaar kreeg). Ik ging liever naar het restaurant of de snackbar, want eerlijk gezegd vond ik aardappelen, vlees en groente echt geen vakantie-/campingeten. Gelukkig ‘kookte’ mijn (biologische) vader ook weleens: hij was altijd chef barbecue. Hij vond zichzelf overigens ook altijd ‘chef tent opzetten en afbreken’, ik vond het liedje ‘Vakantie met de tent’ van Kinderen voor Kinderen daarentegen altijd bijzonder herkenbaar – behalve het deel over het hotel, want ik had een slimme moeder en oma die er altijd voor zorgden dat die tent gewoon stond, klaar.
Ik dronk nog geen koffie, maar toch moet ik iedere keer grinniken als ik denk aan koffie op de camping. Waar we water kookten in een fluitketel, om dat hete water vervolgens door een koffiefilter in een thermoskan te gieten. Had je geduld voor nodig. Veel geduld. Tegen de tijd dat de koffie klaar was, was ie lauw. Net als de melk uit de koelbox trouwens, ondanks de bevroren koelelementen die we erin stopten en die we iedere dag moesten gaan omwisselen bij het winkeltje. Ontdooide elementen inleveren, bevroren elementen mee terug. Ik vond het allemaal even fantastisch. Mijn moeder wat minder.
Wat ik dan weer minder vond, was het toiletgebouw. Het deed me altijd een beetje denken aan de kleedkamers van de gymzaal op school en ik hield niet van gym. De toiletten waren hokjes met ruimte onder de deuren en de planken aan de zijkant, de douches waren aparte hokjes waar je niet voldoende ruimte had om je kleding droog te houden en de wasbakken waren meer één lange wasbak dan afgescheiden eenheden. Op ieder moment van de dag waren er wel mensen aan het douchen en iedereen gebruikte een ander merk shampoo, douchegel, bodylotion, zonnebrandcrème, en die hele ruimte was dus vaak ook een soort stoomcabine light. Je voelde de warmte als je binnen was, ook al stond je niet zelf onder de douche.
En precies dat maakt dat ik iedere woensdagavond weer even terug ben op de camping. Want als ik van de groepsleszaal naar de uitgang loop, kom ik langs een kleedkamer. Waarvan de deur vaak openstaat, waardoor de warmte voelbaar is en de geur van allerlei merken shampoo en docuhegel vermengd naar buiten zweeft. Iedere woensdag stap ik de sportschool uit met een hoofd vol jeugdherinneringen en een grote glimlach op mijn gezicht.
0 Comments