Als je normaal ontzettend makkelijk schrijft, van het soort ‘drie keer met je vingers knippen en er staat een dijk van een tekst’, dan valt een writer’s block bijzonder rauw op je dak. Helemaal als je ‘m niet ziet aankomen.
Een maand geleden had ik er best vertrouwen in. De opdrachten voor consumentenrecht waren voldoende, mijn onderwerp was goedgekeurd, dus ik mocht het paper gaan schrijven en ik had al zoveel ideeën en zoveel jurisprudentie gevonden dat ik het idee had dat de laatste horde voor dit vak echt geen roet meer in het eten zou gooien. Ondanks de Romeinen die onverwacht door mijn planning huppelden. Ik plande begin augustus een middag in de bieb in, ging daar vol goede moed zitten en verwachtte eigenlijk dat mijn eerste versie vijf uur later op papier zou staan. Die vijf uur was niet alleen gebaseerd op de tijd die ik in de bieb kon blijven, maar ook op de tijd die het me gekost had het paper voor inleiding criminologie te schrijven. Ongeveer 5 uur, inderdaad. Ik klapte m’n laptop open, logde in op Kluwer Navigator en ik kon van start.
Mozart, Bach & Josanne
Een jaar of vijftien geleden, tijdens een cursus creatief schrijven, leerde ik dat er schrijvers zijn van het type Mozart en van het type Bach. Type Bach schrijft, schrapt, herschrijft, herschrapt, herschrijft nog eens en houdt dan uiteindelijk iets over wat op een tekst lijkt. Type Mozart daarentegen heeft de tekst al in het hoofd zitten, schrijft het in één keer op, schaaft het hier en daar iets bij en klaar is Kees Mozart.
Alle opleidingen met schrijfplannen, outlines, diverse schrijfrondes en verschillende versies ten spijt, ik ben van het type Mozart. In mijn hoofd zit een idee, dat borrelt en dat pruttelt een beetje, er borrelt een eerste – of juist laatste, maar dat gebeurt een stuk minder vaak – zin omhoog en dan is het een kwestie van ervoor gaan zitten. Boom!
Omdat ik meestal aan de slag ga met de beginzin (of soms ook titel, dat gebeurt ook ja), schrijf ik van voor naar achter. Mijn inleiding schrijf ik als eerste, mijn conclusie als laatste. En alhoewel ik echt heel braaf voor papers en essays een nieuw document open en achter de naam bij het opslaan ‘V1’ toevoeg, vol goede voornemens voor herschrijfrondes en die shizzle, is het document dat ik uiteindelijk exporteer naar pdf om op te sturen vrijwel altijd diezelfde V1.
Horrorstory
Dus daar zat ik, begin augustus. In de bieb, vol goede moed. Ik had een fonkelend nieuw document op mijn scherm staan, dat ik alvast had opgeslagen als ‘Paper_consV1’ en de cursor knipperde me opgewekt tegemoet. En er gebeurde helemaal niks. Ik had geen beginzin. ‘Gewoon ergens beginnen! Die eerste zin komt vanzelf wel! En trouwens, de inleiding moet je toch altijd als laatste schrijven!’ Ik hoorde het de docenten van verschillende opleidingen roepen. Maar dat werkt voor mij dus niet. Vijf uur later had ik belachelijk veel jurisprudentie en Asser-citaten opgeslagen als pdf, er stond een tweede document op mijn scherm met de naam ‘Notities-paper_cons’ waarin ik citaten en delen van uitspraken van de Hoge Raad had gekopieerd waarvan ik dacht dat ze van pas konden komen, en dat was het. In mijn ‘V1’ had ik de woorden ‘Inleiding’ en ‘Conclusie’ getikt en ik had de hoofdvraag van het paper erin gekopieerd. Pure horror.
De dagen erna bleef ik ermee bezig. Brak m’n hoofd over een beginzin. Over de titel. Over deelvragen, subtitels. Probeerde er weer voor te gaan zitten en tekst op papier te krijgen. Maar er kwam niets.
De deadline kwam inmiddels keihard dichterbij. Alhoewel mijn V1’s me normaal gesproken prima cijfers opleveren, wilde ik met deze keiharde deadline in m’n achterhoofd wel zorgen dat ik nog een week speling had, moest het zo zijn dat er iets aan mijn paper mankeerde. En met iedere dag die verstreek en waarop ik niets zinnigs aan m’n tekst had kunnen toevoegen, werd die kans stukken groter. Ondertussen zag ik de voorbereidingstijd voor m’n tentamen Europees recht slinken en dat hielp op zich ook niet bijzonder mee, qua stress.
Tegen mijn principes in schreef ik nu eens iets bij het ene kopje, dan vulde ik de andere alinea weer aan, om vervolgens te besluiten dat de volgorde van de alinea’s anders moest en er is zelfs een paragraaf die subparagraaf en hoofdstukje geweest is, om uiteindelijk volledig te zijn opgegaan in een andere paragraaf. Uiteindelijk had ik een tekst van ongeveer acht pagina’s. Bloed, zweet en tranen zaten erin en toen ik na een urenlange telefonische brainstormsessie met mijn moeder een titel had bedacht, heb ik er niet meer naar omgekeken en deze ‘V1’ geëxporteerd naar pdf.
Broddelwerk
Ik dacht er verder niet meer over na, prutste de pdf in de bijlage van een mailtje en stuurde het handeltje naar de examinator. Die vast dood zou gaan van het lachen, als hij dit las. Het was heel duidelijk niet mijn beste tekst. Ik wist dat, maar m’n examinator had alleen nog maar mailtjes en blogjes van mij gelezen, dus ik wist niet of hij weet wat ik kan. Of misschien weet hij dat juist door die blogjes en mailtjes wel, en waren zijn verwachtingen bijzonder hoog. En terecht, zou ik bijna zeggen, want mijn eigen verwachtingen waren ook véél hoger dan het broddelwerk dat ik gemaild had. Ik was bang dat ik door de mand zou vallen. Dat hij me zou vragen hoe ik deze tekst in vredesnaam serieus had durven opsturen. Dat hij zich af zou vragen hoe ik in vredesnaam bijna mijn bachelortitel te pakken kon hebben. Ik was ervan overtuigd dat dit de allereerste schrijfopdracht ever was die ik terug zou krijgen als dikke onvoldoende en die ik opnieuw moest doen.
Ik probeerde het van me af te zetten, meer kon ik er toch niet aan doen. De examinator had aangegeven dat het wel een weekje zou kunnen duren voordat hij aan de beoordeling toe zou komen, dus ik bedacht dat ik dan een dag of vijf zou hebben voor V2, maar dat V2 dan wel echt moest staan als een huis. Ook niet heel bevorderlijk voor de ontspanning.
Uitslag
Binnen een week had ik al een reactie van de examinator. Ik had er meer uit kunnen halen (dat vond ik zelf nogal een understatement), hier en daar te oppervlakkig, af en toe vatte ik een gedachte te vlot samen en de kernboodschap was niet helemaal helder. Het resultaat is een zeven.
Dat had ik totaal niet verwacht en alhoewel ik hoopte dat consumentenrecht een volgende acht op mijn lijst zou worden (want: schrijfopdracht), vind ik dit een prima uitslag. Ik verwachtte een tweede ronde, dus met een zes had ik me zelfs al kunnen verzoenen. Consumentenrecht kan ik hiermee afstrepen. Dat vak is binnen en ik heb er weer 8,6 studiepunten bij. Maar het meest bizarre is nog wel dat dat writer’s block sinds deze uitslag nergens meer te vinden is.
0 Comments