Eind 2020 pakte ik het leren van Frans weer een beetje op. Ik vond het wel grappig, een beetje herhalen wat ik blijkbaar nog wist van wat ik jaren geleden op school had geleerd en op die manier ook mijn oudste kind een beetje helpen bij zijn huiswerk en het thuisonderwijs dat hij kreeg. Had ik plannen met dat Frans? Welnee. Het was precies dat wat het was: een beetje pielen voor de lol.
Maar ja. Toen ik meer begon te leren en meer begon te begrijpen, wilde ik nog meer leren en nog meer begrijpen. Want het was toch eigenlijk best wel heel erg leuk. Dus ik begon 2021 met een tutor die ik online had gevonden en met wie ik elke maand 1 les van een uur deed en ook elke maand een half uurtje een conversatie had. Gewoon, als hobby na mijn afstuderen een beetje Frans leren en wie weet, ooit, op een dag, ook iets meer leren over het Franse strafrecht. Had ik een concreet doel? Niet echt. Ik hoopte dat ik op een dag, ergens eind dit jaar, net zo makkelijk Frans zou kunnen spreken als Duits. Maar dat was het, meer niet.
Alhoewel mijn focus bleef liggen op het halen van een gelijk niveau in Frans, begon het te kriebelen. In 2017 deed ik al eens een poging om Spaans te leren en ja, dat leek me toch ook nog wel echt ontzettend gaaf om te kunnen. Ik vond een tutor voor deze taal online en ik begon in maart rustig aan weer met Spaans. Als zij-project, meer niet.
In april begon ik me zorgen te maken. Mijn Franse lessen waren ongemerkt van 2x per maand naar 4x per maand gegaan, Spaans deed ik ook elke week… Heel erg leuk, maar ik begon te vrezen voor mijn Duits. Want toen ik zei dat ik net zo makkelijk Frans wilde kunnen spreken als Duits, bedoelde ik natuurlijk wel dat mijn Frans beter zou worden, en niet mijn Duits slechter. Die vrees was niet ongegrond, want ik herinner me nog precies wat er met mijn Engels gebeurde toen ik achttien jaar geleden Duits studeerde en dat was niet best. Dus ik moest dat Duits minstens zien te onderhouden. En goed, als het daarmee ook zou verbeteren, mooi meegenomen, maar dat was op zich niet het doel.
Tijdens mijn zoektocht naar een tutor voor Duits, stuitte ik op een tutor die Zwitsers-Duits deed. HOLD! YOUR! HORSES! Zwitsers! DE taal die ik al wilde leren sinds ik ontdekte dat Duits op de middelbare school Duits-Duits was en dat dat heel anders was dan Zwitsers-Duits! DE taal waarvoor ik überhaupt ooit Duits ging studeren. DE taal waar ik altijd warme gevoelens van kreeg! Schijt aan dat gewone Duits, ik ging me storten me op Zwitsers! Bijkomend voordeel: de voertaal in die lessen is Duits, dus mijn Duits zou sowieso een oppepper krijgen. Win-win!
Op zich was dat het moment dat het idee voor deze blogpost ontstond, alhoewel ik toen nog geen idee had hoe veel meer het nog uit de klauwen zou gaan lopen. Mijn 1x per maand les en 1x per maand conversatie voor Frans was ongemerkt veranderd in elke week les en om de week conversatie erbij, ik deed elke week een les Spaans, elke week een les Zwitsers en – vraag me niet hoe – ineens deed ik ook om de week een conversatieles Duits met een Duitse tutor. Omdat tijdens m’n Zwitserse lessen de nadruk ligt op Zwitsers en ik mijn Duits toch ook wel gewoon wilde verbeteren eigenlijk. So sue me.
Naast deze lessen las ik boeken in mijn talen. Harry Potter in het Frans en in het Spaans, maar ook in het Duits om een samenvatting te schrijven in het Zwitsers. Elke week probeerde ik een Franse tekst te schrijven over de meest uiteenlopende onderwerpen, elke twee weken probeerde ik zo’n tekst in het Spaans te schrijven en in de weken die overbleven, tikte ik een Duitse tekst. Keileuk, maar ik zou ik natuurlijk niet zijn als het niet nóg verder uit de hand zou lopen. Want ja, natuurlijk had ik inmiddels bedacht dat ik nog steeds wil promoveren en daarbij niet alleen naar het Nederlandse en Duitse recht wil kijken, maar ook het Franse wil meenemen in dat onderzoek. En dus begon ik met het lezen van een boek over het Franse strafrecht (ja, in het Frans) en uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het Frans. Oh, en toen mijn toetsenbord wel heel erg aan vervanging toe was kocht ik een nieuwe; met een Franse lay-out. Zjuust.
Ik had er in maart al een keer een grapje over gemaakt en ik hoor het mezelf nog zeggen: “Mijn Frans net zo goed krijgen als mijn Duits, ja. Hoe is mijn Duits zo goed geworden? Door het te gaan studeren aan de universiteit. Maar ja, om me nou gelijk aan te melden voor de studie Franse taal en cultuur is ook weer zo iets…”
Spoiler alert: dat is uiteindelijk natuurlijk precies wat ik gedaan heb. Want om iets van het recht te snappen, moet je ook iets over de cultuur weten. Ja, nou ja, en de taal toch echt wel op minimaal B2-niveau beheersen. En zo kwam ik weer op de universiteit terecht. Officieel als deeltijder, maar goed hey, je kent me, ik stort me altijd overal met 300% overgave in, dus ik volg het voltijdprogramma.
“Maar dan heb je toch zeker wel één of meer van die andere talen laten vallen?” Ik hoor het je vragen. En ik denk dat je het antwoord zelf kunt invullen, maar gewoon, voor de zekerheid: elke dag Frans, elke week 3 dagen Spaans (wat soms ook wel echt maar een kwartiertje is, maar toch), elke week 3 dagen Zwitsers (wat soms inhoudt dat ik een spelshow kijk op SRF of een podcast luister op de fiets) en om de week klets ik dus een uur met een Duitser. Want ik ben als de dood dat er met (minstens Duits) hetzelfde gebeurt als ooit met mijn Engels.
Het grappige is dat ik me toen ik Duits studeerde een enorme stuntel voelde in die taal. Ik had het gevoel dat ik zo veel wilde zeggen, maar dat ik het niet kon omdat mijn mondelinge taalvaardigheid belabberd was. Ik stotterde, liep rood aan en zei het liefst niets. Zo voel ik me dus totaal niet meer in die taal en ik weet dat mijn Duits studerende-ik van toen jaloers zou zijn op de taalvaardigheid van de 2021-ik.
Dus als ik me voel zoals toen als ik nu Frans spreek, probeer ik me maar te bedenken dat het moment dat ik vloeiend Frans spreek ook komt, al hoop ik dat ik dat moment direct herken en niet pas na 18 jaar, zoals bij Duits.
Hoe dan ook, “Help, ik heb een hobby!” begon als idee over hoe ik ineens vier talen leerde in plaats van één, maar werd uiteindelijk het verhaal over hoe ik van “voor de leuk een beetje Frans leren” veranderde in een eerstejaarsstudent Frans aan de universiteit. Had me dit een jaar geleden verteld en ik had je vierkant uitgelachen. Maar goed, dat laatste zeg ik met enige regelmaat natuurlijk, dus eigenlijk zou het me niet eens meer moeten verbazen. Ik denk dat ik in ieder geval kan stellen dat ik mijn taaldoel Frans voor 2021 zo goed als bereikt heb. Eens zien welke idiote doelen ik voor 2022 op de lijst kan zetten, naast beginnen met het leren van Italiaans.
0 Comments