Het voelde als eeuwen geleden dat ik me bezig kon houden met strafrecht. Constitutioneel recht, goederenrecht, bestuursrecht lagen nog vers in mijn geheugen, maar waar ik het uiteindelijk allemaal voor doe – strafrecht – was té lang geleden. Een van de weinige minpunten van studeren aan de Open Universiteit.
Alhoewel inleiding criminologie best raakvlakken heeft met strafrecht, was dit vak vorig jaar een schrale troost. Het is een vak dat al vanaf het begin van m’n studie op m’n verlanglijst stond. Ik vond het ook absoluut een boeiend vak – en een vak dat als tentamenvorm het schrijven van een paper heeft (dat ik schreef over zorgfraude), heeft bij mij sowieso een streepje voor – maar het is nu eenmaal geen strafrecht.
Maar het integratiepracticum dan, hoor ik je denken. Daar zit toch zeker ook strafrecht in? Klopt! Alleen werd dat strafrecht een beetje overschaduwd door het bestuur- en privaatrecht. Dus echt volop aan de slag met strafrecht was dat niet. De uitwerking van strafrecht had ik niet alleen het snelst klaar, ik had daarvoor ook het hoogste cijfer. Maar ja, die andere twee rechtsgebieden moesten ook nog. En ja, ik heb inmiddels overbelaste duimen omdat ik voor de slotdag echt dolgraag de rol van de verdediging in de strafrechtcasus wil krijgen. En ja, ik baal stiekem nog steeds een beetje dat ik voor de oefendag komende maandag de bestuursrechtcasus in m’n maag gesplitst heb gekregen. Boe.
Bekijk je trouwens mijn cijferlijst dan zou je zomaar denken dat ik in het privaatrecht meer op m’n plaats ben, omdat ik in dat rechtsgebied over het algemeen hogere cijfers heb gehaald dan voor de strafrechtvakken. Aan de andere kant begreep ik ooit van een docent dat mijn cijfers voor de strafrechtvakken wat lager uitvielen omdat ik de antwoorden op de vragen wat eenzijdig belichtte. Hij voegde eraan toe dat de personages uit de vragen mij wel bijzonder hadden gewaardeerd als advocaat. Dat dan weer wel.
Onvoorstelbaar blij was ik dan ook toen ik vorige maand ging zitten voor mijn allereerste mastervak. Strafrechtelijk bewijs. Hoe ontzettend fijn is het om weer volop (nou ja, met af en toe het integratiepracticum tussendoor vanwege de harde deadlines) met ‘mijn’ vak bezig te zijn. Het voelt als thuiskomen en als een bevestiging dat dit écht is waar ik voor ga. Gelukkig mag ik na strafrechtelijk bewijs nog aan de slag met detentierecht en internationaal strafrecht in Europa. Met een beetje handig plannen, geniet ik dus van strafrecht tot ik m’n meestertitel heb. En dat vind ik nou eens een bijzonder fijn vooruitzicht.
0 Comments