Alhoewel ik wist dat hij niet bestond – er was geen greintje twijfel te bespeuren – schreef ik in 1989 een brief aan Sinterklaas. Ik gebruikte mijn favoriete pen en Yogho Yogho- briefpapier en ik schreef in mijn allermooiste handschrift. In die brief smeekte ik hem om dat ene cadeau. Ik hoefde écht geen andere cadeautjes, niet dat jaar, nooit meer, ook niet voor kerst en zelfs niet voor m’n verjaardag, als hij me dat ene cadeau zou geven. Please please please please please! Dat ene ding, dat ik al zo lang zo graag wilde hebben: een dwarsfluit.

De dwarsfluit was een instrument dat ik al fascinerend vond vanaf het moment dat ik ‘m voor het eerst zag. Een fluit opzij, die hoge tonen, zooooo shiny… Het was liefde op het eerste gezicht. Maar jeetje, hoe oud was ik? Ik gok dat het rond de Berdien Stenberg-hype was, dus ga maar na. Zo klein als ik was, had ik ook heus wel in de gaten dat zo’n fluit dramatisch duur moest zijn, dus het werd iets voor ‘als ik later groot was’.

Een paar jaar later zat ik in groep 6. Ik was naar een nieuwe school gegaan en op deze school had ik ineens heel veel klasgenootjes die dwarsfluit speelden. Mijn liefde voor de dwarsfluit vlamde weer op en werd zelfs nog heviger. Want nu zag ik niet alleen dwarsfluiten ‘in het echt’, maar ik ontdekte ook dat een fluit veel lager kon klinken dan de blije hoge nootjes van Berdien. Hoe onwaarschijnlijk gaaf was dat?! Dat. Wilde. Ik. Ook! Dus ik schreef een smeekbede aan Sinterklaas.

Ik kreeg veel van de Sint, heel veel, maar een dwarsfluit zat er niet bij. Niet onverwacht natuurlijk, al had ik stiekem wel gehoopt dat Sinterklaas z’n hand over z’n hart zou strijken en een fluit voor me zou inpakken. De Kerstman nam ook geen dwarsfluit voor me mee van de Noordpool, dus ik legde me erbij neer: de Berdien Stenberg in mij moest zich voorlopig koest houden.

Mijn moeder had inmiddels in de gaten dat dat dwarsfluitgedoe toch echt wel een serieus dingetje was. Het bleek ook niet de eerste keer te zijn dat ik vroeg om dwarsfluitles (hoorde ik vanmiddag van haar), dus ze informeerde bij de streekmuziekschool naar fluitlessen. De directeur was van mening dat je pas toe was aan fluitles, als je eerst minstens twee jaar blokfluitles had gehad. HA! DAT HAD IK! Ik had twee jaar blokfluitles gehad bij de Stichting Surinamers!

Ik was bij die stichting terechtgekomen door mijn beste vriendinnetje van toen. Zij woonde op dezelfde galerij als ik, was Surinaamse en zij had iedere week blokfluitles bij de stichting Surinamers. Hoe leuk was het als ik met haar mee zou gaan? Gelukkig vonden ze dat bij die stichting ook goed en zo had ik dus twee jaar lang elke woensdagmiddag een uur blokfluitles gehad (voor 1 gulden per keer). Dat blokfluiten ging me prima af, dus aan die voorwaarde voldeed ik. Check! Dwarsfluit, here I come!

Maar meneer de directeur van de streekmuziekschool vond de manier waarop ik blokfluitles had gehad maar niks. Het was ondenkbaar dat ik op voldoende niveau had leren blokfluiten, dus ik moest maar even wat komen voorspelen. Hij vond het niet goed genoeg. “Nou,” dacht ik, “vooruit, dan doe ik wel een half jaar blokfluitles nog eerst”. Een jaar had ik ook nog wel willen overwegen. Maar meneer de directeur van de streekmuziekschool vond dat ik bij 0 moest beginnen. Opgeblazen lamzak. Maar goed, het was niet anders.

Ik moest een lesboek kopen (Blokfluitfeest 1) en ik ging iedere week naar blokfluitles. Om te leren wat ik al wist. Om te spelen wat ik al kon. Ik leerde echt niets nieuws. Dus ik verveelde me he-le-maal kapot. Ik spaarde en kocht zelf Blokfluitfeest 2, oefende daar uit, dat ging prima, vroeg of ik niet naar een volgende groep kon, maar nee, ik moest gewoon die twee jaar volmaken (vaardigheden waren blijkbaar onderschikt aan tijd). Dus na een half jaar gaf ik er de brui aan. Als tienjarige lukte het me gewoon niet de motivatie op te brengen om zó lang te besteden aan een instrument dat ik echt niet wilde bespelen. Klaar mee. Een blokfluittrauma was geboren.

Fast foward naar 1998. Ik was in een muziekwinkel – geen idee meer waarom – en vergaapte me aan de dwarsfluiten die ze daar hadden staan. Wat was zo’n fluit toch allemachtig mooi! Toen viel mijn oog op de prijs. 200 Gulden? Joh?! Was een fluit zó betaalbaar?! Ik was compleet van slag. Dat kon ik gewoon kopen? Ik kon een dwársfluit kopen?!
Ik plunderde m’n spaarrekening en ik kocht die dwarsfluit. Van mij! Ik was de trotste eigenaresse van een echte dwarsfluit! Jonguh! Ik kocht er ook een leerboek bij, dat leek me wel handig, want wat had zo’n fluit allemachtig veel kleppen joh hey, en ik leerde met dat studieboek mezelf dwarsfluit spelen.

Ja, het was handig dat ik ooit blokfluit had gespeeld, heus wel, maar ook zonder die ervaring zou het me gelukt zijn. Na een half jaar zelfstudie merkte ik dat ik tegen dingen aan begon te lopen waar ik zelf niet uitkwam, dus ik besloot uit te zoeken waar ik dwarsfluitles kon nemen en wat me dat zou kosten. De streekmuziekschool sloeg ik over in mijn zoektocht. Ik peinsde er niet over om daar naartoe te gaan. Uiteindelijk kwam ik uit bij een privédocent waar ik vanaf maart 1999 wekelijks naartoe ging.

Zij had nog nooit eerder een leerling gehad die zichzelf had leren spelen en ze was oprecht verbaasd wat ik mezelf had weten te leren in die zes maanden. We konden eigenlijk gewoon verder waar ik gebleven was en ik genoot. Mijn meisjesdroom was uitgekomen: ik speelde dwarsfluit.

Na een half jaar werd het tijd voor een betere fluit. Ik had natuurlijk een vrij goedkope fluit gekocht en de beperkingen daarvan werden merkbaar. Dus op een middag ging ik met mijn fluitdocent naar Rotterdam, waar ik bij muziekwinkel Hakkert wel dertig fluiten probeerde voordat ik koos voor een Yamaha. Tikkeltje duurder dan de fluit die ik had; ik gok dat ik er 1150 gulden voor betaalde toen, maar het was het waard. Wát een geluid kwam eruit en wat speelde mijn kersverse Yamaha soepel!

Hoe langer ik les had, hoe moeilijker de stukken werden die ik moest spelen. Soms kwam er een stuk voorbij met een miljoen mollen of kruizen na de sleutel en dan kreeg ik altijd een paniekaanval van heb ik jou daar, maar uiteindelijk kwam het altijd weer goed. Op mijn hoogtepunt speelde ik Siciliano van Bach, mijn doel was daarna Rondo alla Turca van Mozart. Dat doel haalde ik helaas niet; het was begin 2002, ik woonde inmiddels op mezelf, studeerde en de fluitlessen (die al tweewekelijks waren geworden) werden een luxe die ik me niet meer kon veroorloven. Zonder te weten dat het de laatste keer was, borg ik op een dag mijn fluit voorgoed op.

Tot ik vorige week mijn foto’s bij mijn ex vandaan haalde. Tussen al die foto’s zaten ook foto’s van mij en m’n fluit. Twintig jaar geleden, en wat was ik happy op die foto’s. Die fluit (en aaaaaaaaaaaaalle muziekboeken) lagen gewoon in een la in een kast in m’n woonkamer. In een opwelling zette ik m’n fluit in elkaar en ik werd opnieuw verliefd. Ik wist ook gelijk hoe ik me dit jaar ga ontspannen: dwarsfluit spelen. Ja, ik begin weer zo’n beetje vanaf 0, maar who cares. Ik was destijds best goed (mag ik dat over mezelf zeggen? Ja toch?), dus ik verwacht eigenlijk dat het allemaal best snel weer terugkomt. Voor het einde van het jaar speel ik weer mijn geliefde Siciliano. En ik heb er zó veel zin in! Sorry buren, maar dit meisje jaagt haar droom weer na: Rondo alla Turca. In 2021 lukt dat me. Stay tuned.