Mijn 13-jarige ik zou in de wolken zijn geweest met de opmerking die de fysiotherapeut afgelopen donderdag maakte. Ze zou natuurlijk sowieso al een maand of twee heel blij geweest zijn met de blessure die ze eind september opliep. Alhoewel, dat gebeurde tijdens de laatste trainingsdag van de opleiding tot hardlooptrainer, dus ik betwijfel eigenlijk of mijn 13-jarige ik daar überhaupt gestaan zou hebben. Waarschijnlijk niet.

Die laatste trainingsdag was dus op 29 september. Zo tegen het einde van de middag verzwikte ik tijdens een oefening mijn enkel een beetje. Het was echt heel minimaal, deed niet eens echt zeer, het was meer verstappen ook dan echt verzwikken. Ik ging dus gewoon door met de oefeningen en ging er nog een keer door heen. Flink ook wel. Maar goed, ook dat gebeurt wel vaker, dus ik deed gewoon mee met alle volgende oefeningen. Drie keer is scheepsrecht, dus toen ik diezelfde enkel in tien minuten tijd voor de derde keer verzwikte, deed ik dat ook echt goed. Deze voelde ik wel degelijk en ik besloot de rest van die oefening toch maar uit te zitten. Daarna deed ik weer vrolijk mee met – onder andere – de éénbenige squats. Ja zeg, ze mochten eens denken dat ik een watje ben.

Toen ik een dag later nauwelijks meer kon lopen, belde dit watje toch maar even met de huisarts, waar ik op 1 oktober terecht kon. De huisarts stuurde me door naar het ziekenhuis voor foto’s, waar gelukkig niets op te zien was. Dus tape om die enkel en gewoon aan het werk. Ook gewoon naar de Efteling rijden, daar een dag rondsjouwen en weer terugrijden overigens. Een dag daarna ook weer gewoon aan het werk in de sportschool. Pijn is een emotie, toch? Een instelling waarvan mijn 13-jarige ik een rolberoerte had gekregen. Zij was écht niet naar gym gegaan. Hell to the no.

Op zich viel het met de pijn ook wel mee. De last zat ‘m niet zo zeer in m’n enkel, maar meer in beperkingen van bewegingen. Been minder hoog kunnen optillen dan voorheen, ‘m moeten ondersteunen als hij tijdens de buikspieroefeningen weer plat op de mat moest, autorijden was wat vervelend, kortom, vervelend, lastig, maar te doen. Of het ook echt erger werd? Mwah, neuh.

Nou, wel dus. Ik ging steeds meer trucjes gebruiken in mijn lessen om pijn te voorkomen en ging ook op een andere manier bewegen om die beperkingen te compenseren. Desondanks had ik nog steeds met enige regelmaat flink last van dat (boven)been, dus ik gaf uiteindelijk toch maar toe dat het niet meer ging en kwam weer bij de huisarts terecht. Die me liet inzien dat dit probleem wel echt veel serieuzer was dan ik tot dan toe had gedacht, omdat de beperking in bewegingsmogelijkheden veel ernstiger was dan ik dacht, en die me dus zonder pardon doorstuurde naar de fysiotherapeut. En ja, hallo, maar dan ga ik dus wel mooi naar mijn hoffysioheld. De held die mij in 2013, 2016 en 2018 weer op de been kreeg na blessures die niet sportgerelateerd waren, maar die wel de kop opstaken door sporten. Is het heel gek dat ik ergens heel vaag, diep verstopt in mijn hoofd toch echt een 13-jarige stem hoor zeggen: “Ik zei het toch!”?

De fysioheld moest om me lachen, rolde af en toe zo ver met z’n ogen dat hij minstens z’n eigen hersenstam kon bekijken, trok aan m’n been, duwde tegen m’n enkel, draaide m’n ruggengraat en duwde even flink op een spier. Ik vond het weer een wonderbaarlijke happening, maar het had wel effect. Ik legde m’n benen nog steeds niet in m’n nek, maar ik kwam er wel een stuk dichter bij in de buurt. Of nou ja, ik kwam met m’n rechterbeen bijna net zo hoog als met m’n linker. Die nek komt niet eens in zicht. Vervolgens plakte hij tape op m’n enkel (shit, had ik woensdag nou toch m’n benen nog maar even geschoren!) om m’n banden te ondersteunen, gaf een oefening mee en plande me in voor volgende week. Of ik ok was?

“Nou,” zei ik, “je hebt in ieder geval niet gezegd dat ik voorlopig niet mag sporten.”
Hij keek me aan. Lang. “Jij weet net zo goed als ik dat het beter is om voorlopig niet te sporten. Maar ik weet net zo goed als jij dat jij eigenwijs bent en morgenavond gewoon weer in die sportschool staat.”
De man had een punt.

Zesentwintig jaar geleden was dit hét sein geweest om me tot de zomervakantie te drukken voor gym. Misschien was mijn 13-jarige ik dan toch slimmer dan ik dacht.