Van leuke dingen krijg je véél energie. Dat dat waar is, merkte ik toen ik in het bestuur van de AJV  stapte. Niet veel later was er weinig bestuur meer over, maar ik ging er tegenaan. Ik deed leuke dingen, organiseerde van alles, leerde veel en ik vond het hartstikke leuk. Toen er nieuwe bestuursleden kwamen, was ik blij. Ik kon nog steeds leuke dingen doen, maar de werklast zou verdeeld worden dus ik zou het minder druk hebben. Maar dat viel tegen.

Mijn werklast werd niet alleen niet minder, ik denk dat er nog extra werk bijkwam omdat ik ook de rest van het bestuur op de hoogte moest houden. De energie die ik ervan kreeg, werd wel minder. Ik had steeds minder plezier ik wat ik deed; in plaats van iets doen wat ik leuk vond, werd het ‘moeten’. De communicatie met de rest van het bestuur was niet wat ik ervan verwacht had, net als de verdeling van de taken. Ik had nog steeds het gevoel dat ik in mijn eentje de AJV runde en dat gevoel werd bevestigd doordat veel leden vertelden dat ze niet eens wisten dat er nog vijf andere bestuursleden waren. Dus ik zag maar één oplossing: ik legde mijn bestuursfunctie bij de AJV neer.

Toch bleef het kriebelen. Ik kwam nog veel te vaak interessante dingen tegen waarvan ik dacht dat ze heel leuk zouden zijn om te organiseren voor een studentenvereniging. Maar die vereniging hoefde voor mij niet meer de AJV te zijn. ‘Waarom begin je niet gewoon zelf een vereniging?’ werd me een aantal keer gevraagd, maar eerlijk gezegd zag ik daar behoorlijk tegenop. Helemaal vanaf nul beginnen, zonder te weten of ik überhaupt leden zou krijgen… En uiteindelijk moest ik dan alsnog alles alleen doen.

Begin juni zat ik met een medestudente te kletsen. Zij zat ook bomvol goede ideeën en stond werkelijk te springen om die uit te voeren. Heel voorzichtig kwam het plan ter sprake om inderdaad zelf een vereniging te beginnen. Voorzichtig, want was de markt niet al verzadigd voor OU-studenten? Er bestonden al verenigingen, waaronder de AJV. En de AJV geniet flinke bekendheid, daarvoor heb ik me uiteindelijk uit de naad gewerkt de afgelopen jaren. Maar stel nou dat we een groep bij elkaar konden krijgen van ongeveer 25 studenten. Was dat niet genoeg om al gewoon te beginnen? En als we de kosten zouden delen, dan hoefde het ook geen enorme catastrofe te worden…

Een week later hadden we een naam bedacht voor onze vereniging, hadden we een derde medestudente gevonden die ook graag in ons bestuur wilde, waren de webhosting en de domeinnaam geregeld, stond het inschrijfformulier online en waren we te vinden op Facebook. Er druppelden wat aanmeldingen binnen en we begonnen met het programma. Iedereen die we benaderden was positief, wilde zijn of haar steentje bijdragen. Nog een week later ging de volledige website online en na nog wat puntjes op de i verstuurden we een officiële aankondiging. Op de verzendlijst stonden kennissen; medestudenten die we de afgelopen jaren hadden ontmoet, waar we contact mee hadden gehad, docenten van de OU, juridische professionals die we persoonlijk kenden… En er kwamen nog meer aanmeldingen binnen. Sterker nog, we vlogen ineens voorbij onze voorzichtige schatting van 25; we lieten de 30 achter ons.

We regelden een inschrijving bij de Kamer van Koophandel, een bankrekening en de eerste contributiebetalingen kwamen binnen – waarmee we de kosten die we hadden gemaakt konden dekken. De OU noemde onze nieuwe vereniging in een nieuwsbrief en verwees naar onze aankondiging. Het resultaat was dat er nog meer inschrijvingen kwamen en we de 60 passeerden.

Dat ‘ons Artikel 8‘ zo’n succes zou worden, hadden we niet verwacht. Blijkbaar was de markt toch nog niet verzadigd (of bieden de andere verenigingen niet wat OU-studenten verwachten). Van leuke dingen krijg je véél energie en dat merken we. We kunnen met z’n drieën niet wachten tot het nieuwe studiejaar eindelijk van start gaat en we al die leuke plannen in de praktijk kunnen brengen. ‘Gewoon’ zelf een vereniging beginnen – wij deden het. Iets met een berg en een profeet, toch?